Wij maken op onze website gebruik van cookies. Wij gebruiken cookies voor het bijhouden van statistieken (de cookies van Google Analytics zijn volledig geanonimiseerd) om voorkeuren op te slaan, maar ook voor marketingdoeleinden. Als je akkoord gaat met ons gebruik van cookies, klik dan op 'Cookies toestaan'. Lees hier onze cookieverklaring.

Cookies toestaan Weigeren

Grensoverstijgend leren, werken, onderzoeken en innoveren is hot!

12-04-2022

Kennis over pps #Artikel

Scholen doen het met bedrijven, onderzoekers met docenten, docenten met studenten van verschillende opleidingen, in het Katapultnetwerk is samenwerken al jaren de favoriete sleutel tot succes. En niet eens omdat een andere invalshoek verfrissend is, maar omdat het combineren van verschillende opvattingen, perspectieven en bedrijfsculturen nou eenmaal leidt tot de doorbraken waar we samen zo hard naar zoeken.
In je eentje ga je dan wel sneller maar samen kom je pas echt ergens, dat idee.

Alleen de vorm waarin we samenwerken verschilt nogal en heeft bovendien een bonte verzameling aan labels gekregen, Centres of Expertise, Centra voor innovatief vakmanschap, Field Labs, Living labs, TechnoHUBs, Innovatiewerkplaatsen, Communities of practice, Learning communities, we vinden het heerlijk om onszelf te onderscheiden van de rest.1 We bedenken ook voortdurend nieuwe titels voor vergelijkbare functies:  practoren, verbindingsofficieren, webbers, allemaal benamingen voor mensen die werken in verschillende gebieden en de taak hebben om die met elkaar te verbinden. 

What’s in a name?

Daarmee krijgt de wereld van publiek-private samenwerking in het beroepsonderwijs een keur aan gezichten. Is dat erg? Nee. Zolang we nog snappen wat er in al die samenwerkingsverbanden gebeurt en met welk doel ze er acties in gang zetten, is er niets aan de hand. En zolang we maar goed in het oog houden hoe we tot resultaten komen. Want uiteindelijk is publiek-privaat samenwerken niet meer dan een middel om innovaties in het leven te roepen waar onderwijs en beroepspraktijk beide voordeel aan hebben. Het gevaar zit ‘m in de mogelijkheid dat we door de hoeveelheid en diversiteit aan samenwerkingen het overzicht verliezen. 

Wat was ons uitganspunt ook alweer?

Laten we even terugspoelen naar onze oorsprong: de eerste pilot Centres of Expertise en Centra voor innovatief vakmanschap. De bedoeling ervan was duidelijk: een structurele publiek-private samenwerking moest onderwijsinstellingen en bedrijven helpen om beter de grote economische en maatschappelijke uitdagingen aan te pakken. Een infrastructuur die kennis tussen opleidingen en naar bedrijven laat stromen ontbrak toen nog. Simpeler gezegd: leren wordt pas interessant als je je buigt over een probleem uit de praktijk. Daar leren niet alleen de studenten van, maar ook de docenten en professionals (leven lang ontwikkelen). Koppel dat gegeven aan toegepast onderzoek  en je bouwt structureel kennis op waarvan zowel het onderwijs als het bredere werkveld profiteert.    

Waar staan we nu?

Na ruim tien jaar experimenteren weten we dat samenwerken tijd kost en dat het geen zin heeft om teveel ambities tegelijk te willen aanpakken.Veranderen verloopt stapsgewijs en soms is het zelfs goed om een pas op de plaats te zetten. Inmiddels plukken we de vruchten van dat inzicht: een rij aan pps’en lukt het om leren, werken en innoveren echt te laten samensmelten.

Die positieve resultaten stimuleren zowel de overheid als de branches om het publiek-private samenwerken te versterken. En dus schieten met hulp van verschillende financiële impulsen op allerlei plekken samenwerkingen uit de grond met heel uiteenlopende drijfveren: Smart industry Fieldlabs en Digitale Werkplaatsen ontstaan door de innovatievragen van (mkb)bedrijven; via de RIF-regeling worden pps’en in mbo in het leven geroepen vanuit de behoefte het onderwijscurriculum te actualiseren, en kenniscentra in het hbo ontwikkelen door naar Centres of Expertise om hun focus op onderzoek te verdiepen.  

Waar willen we naar toe?

Dat publiek-privaat samenwerken zo’n vlucht heeft genomen is natuurlijk prachtig. Maar het gevaar van het opzetten van samenwerkingen die sterk probleemoplossend gericht zijn is dat ze te eenzijdig werken, terwijl voor een levensvatbare en langdurig houdbare pps juist een koppeling van alle invalshoeken (opleiden, onderzoeken en innoveren van de beroepspraktijk) nodig is. Een ander gevaar is dat we door een grote versnippering door de bomen het bos niet meer zien en zonder het van elkaar te weten het wiel opnieuw proberen uit te vinden.

Het concept learning communities is een geschikt handvat voor een treffende vergelijking. Het mooie aan learning communities (zie de link voor wat meer toelichting) is de flexibiliteit van de toepassing. De enige vaste voorwaarde is dat ieders belang gediend is. Met andere woorden, leren, werken en innoveren komen alle drie even sterk aan bod. Dat is op meerdere niveaus van publiek-privaat samenwerken toepasbaar: van het strategische niveau waar partners samen sturing geven aan de samenwerking met alle aspecten die daar bij horen, tot het operationele niveau van concrete projecten waar docenten, studenten, onderzoekers en werkveldprofessionals zich samen buigen over oplossingen voor actuele vraagstukken uit de praktijk. Dit idee sluit naadloos aan bij de oorspronkelijke bedoeling van pps’en. In een volwassen pps zijn leren, werken en innoveren op allerlei manieren verbonden: in de aansturing en governance, in de activiteiten en alle andere facetten. In dat licht zijn in feite alle pps’en in het Katapultnetwerk learning communities, of learning communities in wording. 

Een effectieve manier om de verbinding tussen leren, werken en innoveren te versterken is de krachten tussen de vele bestaande samenwerkingsverbanden te bundelen. Daar maakt Katapult zich de komende tijd sterk voor.

 1Lees ook de nadere analyse van deze verschillende verschijningsvormen en van het verschil tussen netwerken, samenwerkingsverbanden en ecosystemen.
 2 Veel effectiever is het om de bouwblokken voor publiek-private samenwerking te stapelen.